DS Vandaag: Bonus: Radar. Wie was Paul van Ostaijen, de man achter ‘Boem Paukeslag’?

De Standaard De Standaard 5/14/23 - Episode Page - 32m - PDF Transcript

Welkom. Je hebt één nieuw bericht.

Dag, Kaja, Mark Reinebog hier.

Ik zou een afspraak met jou willen maken, fris niet.

Ik heb niet zo'n goede bedoelingen.

Ik wil het hebben over een nieuwboek, een biografie,

over Paul van Osteijn, grootste dichter die de Vlaamse literatuur

heeft voortgebracht, een biografie geschreven door Matijs, de reder.

En meer nog. Ik zal Matijs meebrengen.

Ik ben Kaja Verbeke en van de standaard is dit Radars.

Je wekelijke cultuurpodcast.

Radar. Radar. Radar.

Dag, ventje met de fiets op de vaas met de bloem, bloem, bloem.

Dag, stoel naast de tafel. Dag, brood op de tafel.

Ja, die zinnen, die kan je wel, hè?

En deze, welicht ook.

Slinger, singernijmachine.

Hoort, hoort.

Floris Jespers heeft een singernijmachine gekocht.

Het zijn stukjes uitgedichten van Paul van Osteijn.

Ze zijn vaak grafisch.

Saves, hoort jij aan de verre steenwegen, paardenhoeven?

Dan hoort jij alles stille waan.

Rhythmisch en een beetje vreemd.

Van verre maand, fontijnen.

Zijpelt, plots water.

Maar wist je al dat Van Osteijn ook de wereld wilde veranderen?

Wij veranderen nu wel de kunst, maar eigenlijk veranderen we daarmee.

We maken alvast een vorm voor een wereld die eigenlijk nog moet ontstaan.

De dichter die de wereld wilde veranderen.

Dat is meteen ook de titel van de nieuwe biografie over Van Osteijn.

De uteur Matthijs de Ridder schreef maar liefst 904 paginas.

Hij komt vertellen over de man achter de gedichten

samen met onze eigen Van Osteijn of Van en kenner Mark Reineboom.

En dichter Moot van Hauwaard brengt de gedichten tot leven.

Bokkenslag.

Welkom bij Radar.

Radar, radar, radar.

Dag, Matthijs en Mark, welkom.

Hallo. Ik heb begrepen dat jullie allebei grote fan zijn

van het werk van Van Osteijn en zelfs samen in een clubje zitten.

Nee, er is zo'n club van Osteijn en vrienden

die al heel lang actief is eigenlijk van in 1996

bij de viering van onze sterfdag.

In Formeelclubje of...

In Formeelclubje.

En toen allerlei feestelijkheden van Osteijn

is er eigenlijk weer een herontekking van van Osteijn.

En toen zijn we daar blijven over praten

en was het voornamelijk om onze avonden op café gezellig te houden,

omdat dat er altijd was. Dat was een beetje een roddelen, eigenlijk.

En toen op dat moment was die idee van

nu moet Mathijs die biografie schrijven.

En voilà, dat is er nu.

Na het grote overzichtboek van Gerrit Borgers uit 1971.

Ja, klopt.

Is er dan nieuw archiefmateriaal opgedoken?

Ja, dat is het.

Is er dan nieuw archiefmateriaal opgedoken?

Ja, er is wel wat nieuw materiaal opgedoken.

In archieven, bijvoorbeeld, er is ver in Duitsland,

waar ze nog niet waren gaan zoeken daarvoor en in Amerika en...

En her en der, ja.

Ontmoet je nog wel eens iemand, bijvoorbeeld in Brussel een paar jaar geleden,

waar ik hielp om een gedenkteken te onthullen?

Na de hand werd ik aangesproken door iemand en die zei van...

Thuis hebben we nog een opstel en een brief.

En ik dacht, dat is geweldig, geweldig nieuws.

Maar ik vroeg dan wel gelijk van, hoe heet u dan?

Wat is de familieconnectie?

Naar toen ze dat had uitgelegd, begreep ik, dit materiaal heb ik nog niet.

En die brief was helemaal nieuw, maar veel spannender was.

Het verhaal, het opstel, het was ook helemaal nieuw

en dat bleek een totaal onbekende groteske te zijn.

Dat is een licht absurd verhaal

en daarin zet hij eigenlijk de wereld op zijn kop.

De sandwichmen hebben de les goed begrepen.

Zelfs te goed, zo iets kan gebeuren.

Van het getop dat zij moeten gaan

om de vignette te laten bekijken,

hebben zij slechts het eerste lid onthouden.

Zij gaan één na één om te gaan.

Zij gaan hun gang.

Daar is niets aan te doen.

Plicht bewust en zelfvertrouwend.

Een lirisch motief, want geen wervelwind,

geen sneeuwstorm kan ze doen twijfelen.

Zij gaan.

En nog, zij gaan.

Gemoets rust.

Het mooie van het hele verhaal is eigenlijk, je kunt er naar op zoek gaan

en dan vind je het niet.

Op een gegeven moment sta je ergens midden in Brussel

en dan komt het naar je doelgewijd.

De ondertitel van het boek is

De Dichter die de wereld wilde veranderen.

Welke missie had Van Oostaay dan juist?

Van Oostaay ging dit ratuur schrijven in een generatie,

waarin het idee heel erg sterk was

dat ze ontevreden waren met de wereld, zoals die zich voordeed aan hen.

Dat komt dan samen met een grote vernieuwingsbeweging in de kunst.

Dat is wat wij de avant-garde noemen.

En er zit altijd het idee achter, we veranderen nu wel de kunst,

maar eigenlijk veranderen we daarmee ook de wereld.

We maken alvast een vorm voor een wereld die eigenlijk nog moet ontstaan.

Die twee ideeën komen ook bij Van Oostaay heel erg duidelijk samen.

Dit is onze opdrachten.

Wij zelf doen er eigenlijk niet toe, maar onze beweging, die doet er heel erg door.

Want omdat dat zo'n belangrijk en ook echt centrale theorie in zijn leven is,

heb ik dat als ondertitel gebruikt, omdat ik dat ook wel mooi vond

om te laten zien van, kijk, Van Oostaay, dichter ja, maar ging echt wel om veel meer.

Ja, dat bedoelde het ook heel concreet.

En met name in 1918, in de bunder Het Sinalis is iets wat de dichter uitstraalt

en de massa moet leiden naar de nieuwe wereld.

En zo concreet mogelijk.

Het is ook een effenis van het cultuurflamigantisme,

waarbij cultuurdragers het volk moet leiden als intellectuele

leidsmensen.

Ja, het signaal is zijn tweede dichtbundel.

Ervoor, in 1916 kwam Music Hall uit,

heeft hij dan als dichter al een hele weg afgelegd?

Want hij was eigenlijk nog maar 20, hè?

Ja, in 1914 breekt de eerste wereld oorlog uit.

En Van Oostaay maakt eigenlijk in een heel snel tempo een evolutie

door van, laten we zeggen, een traditionele Vlaamse dichter,

of in ieder geval iemand die opgegroeid is in de traditionele Vlaamse poëzie.

En dat is natuurlijk Gido Gezell, en als je iets moderner was,

dan was het kaal van de woestijnen, maar dat was nog altijd poëzie,

die zich grotendeels op het platteland afspeelde.

Grotendeels heeft dat ook te maken met liefde,

met zware thema's van het leven, de relatie tot God,

het dood is heel erg aanwezig.

En Van Oostaay dicht natuurlijk in het begin ook in die traditie.

Maar ziet dan dat die eerste wereld oorlog van alles ingang zet.

Die oorlog werd eigenlijk gezien als een grote explosie vanmee

die voorgaande situatie met tot aan en eind kwam.

En daar moeten we natuurlijk gekeken worden naar iets nieuws

en ook in de poëzie, dus Van Oostaay draait eigenlijk alles 180 graden om.

Dus waar de poëzie aanvangelijk vooral op het platteland plaatsvond,

trekt Van Oostaay die naar de stad.

Waar het over de grote thema's in het leven ging,

benadrukt van Oostaay ook de kleine thema's in het leven.

Het gaat niet noodzakelijk meer om de grote liefde,

maar het gaat ook over de betaalde liefde.

Het gaat niet meer alleen over hele grote emoties,

nee, het gaat ook over een avondje in het theater.

Vandaar ook de titel Musical.

Musical is eigenlijk een heel ongelijke bundel.

Het is duidelijk het werk van een debutant.

Er zit ook heel klassiek en passionistisch poëzie tussen.

En je moet je een beetje kunnen verplaatsen, denk ik,

maar dat personage op dat moment, die ambitieus is, arrogant ook,

arrogant in de betekenis, die wil een plek in de wereld veroveren.

En welke stijl gebruikt hij in musical? Rijm, ritme?

Dat is het interessante eraan, het rijmt als het lukt.

En het metrum zit erin als het lukt, maar het hoeft niet.

En dat is ook al het opzoeken van een bepaalde vrijheid

die op dat moment redelijk revolutionair is, omdat niemand dat deed.

Poëzie was gebonden aan heel veel regels.

Soms zelfs in de vorm, als je een sonnet bekijkt,

is het altijd op hetzelfde manier in elkaar.

Het goot van Oostaay allemaal over boord.

Dus hij beschrijft, bijvoorbeeld in het lange openingsgedicht Musical,

beschrijft hij gewoon zo'n avond.

En af en toe rijmt het, en soms ook niet.

En af en toe klinkt het echt geweldig als een soort van klein liedje,

en soms ook helemaal niet.

Gelijk een zwakke vrouw, de armoe van haar lijf verbergd,

onder een ruisend vroevroe van rocken en van kanten kleren.

Zo dommelt de musicals een lusteloos begeren weg

in schijnen en kwijnen van veel rode en groene lichten.

Die vrijheid is wel de eerste stap in de richting van wat we terwoordig

als poëzie zien. Je kan alles doen.

Het hoeft totaal niet meer te rijmen als het maar mooi klinkt.

Ja, en dan komen we bij zijn tweede bundel, het signaal uit 1918.

Gaat hij dan verder op musical of doet hij iets helemaal anders?

Nee, eigenlijk was het heel iets anders.

En dan kom je ook bij iets wat van ons staat heel erg tekend.

Iedere keer als hij een nieuw boek maakt, vindt hij ook dat het een nieuw

boek echt een totaal ander boek zou moeten zijn.

Daar zitten ook liefdesgedichten in, daar zitten ook heel veel gedichten

eigenlijk in over beelden in de kunst, een prachtige reeksgedichte over

Vincent van Gogh bijvoorbeeld.

Het thema blijft altijd wel een beetje hetzelfde.

Het zijn altijd mensen die op de ene van de manier de kracht hebben

om vooruit te kijken, om dingen te zien die de gewone sterveling

niet kan zien.

Dus de schilder werkt daar, wat dat betreft niet, in vanaf van de dichter.

Die kunnen allebei blijkbaar in de toekomst kijken en ook de toeschouwer

of de lezer meenemen in de richting van hoe zij die wereld

op een andere en betere manier voor zich zien.

Dat is een beetje de tragiek van het signaal.

Dat zijn meestal, laten we zeggen, open geongageerde naar de wereldgerichte bundel.

En die is eigenlijk ja op een koude steengevallen

omdat dat helemaal aan het einde van de oorlog verschijnt, die bundel.

En ja, dan is er de hele chaos van het einde van de bezetting,

de Duitse die wegtrekken.

En de bundel die eigenlijk vernietigd wordt, wordt in beslag genomen.

En wat er is, wordt vernietigd, zijn maar een paar exemplaren vanover gebleven.

Maar het merkwaardig is wel dat weinig exemplaren die overblijven,

maar die exemplaren dieren zijn, die zijn eigenlijk heel erg gewild,

niet meteen, want het is inderdaad chaos.

Maar een paar jaar later is dat eigenlijk de bundel die iedereen wil hebben.

En dat vindt Van Oostijn op dat moment dan ook weer heel erg vervelend,

want hij is alweer een paar stap ver weg, hè.

Iedereen blijft een beetje in dat...

Doe je tevreden, die man?

Nee, nee, nee, maar dat tekent natuurlijk de grootte.

Het interessante is dat door het feit dat er zo weinig exemplaren van beschikbaar waren

en dat het blijkbaar in een circuit moest circuleren,

ontstond er een hele meter rond Van Oostijn.

Maar Van Oostijn, is er niet. Van Oostijn is weg uit Antwerpen.

Zit in Berlijn, contact is moeilijk, zeker in het begin.

En er staan allerlei geruchten rond hem, een verwachting vooral,

waarvan hij weet, op dat moment, ten eerste, hij weet niet goed wat er precies gezegd wordt,

maar hij weet zeker, ik kan daar niet aan beantwoorden

en ik wil dat ook niet daar aan beantwoorden.

Dus hij wordt als een soort stil aan, een soort leidsman voor die Antwebs-dichters,

terwijl hij die leidsman, namelijk de leidsman van het signaal, niet meer wilt zijn.

En dat zorgt voor grote onrust bij hem, omdat hij eigenlijk ook niet geneigd is,

omdat heel sterk te gaan tegen spreken.

Ja, en waarom is Van Oostijn eigenlijk naar Berlijn getrokken?

Hij moest niet echt, maar hij wist wel dat als hij bleef,

dan zou hij zeker de gevangenis ingaan.

Waarom?

In 1917 heeft hij op een gegeven moment Cardinal Marché uitgefloten.

Die kwam op bezoek in Antwerpen.

Hij was vooral het symbool van Belgiets establishment,

wat de grote vijand was.

Dus betogingen in Antwerpen, verleid hem uit en wordt veroordeeld

tot de gevangenis strafweegse ordeverstoring.

Het schappers ook wel, er waren heel veel mensen die dat deden,

maar hij viel nogal op ook omdat hij die dag knalgele schoenen had aangetrokken.

Maar mensen wisten ook wel wie hij was, dus als hij erbij betrokken was,

wisten ze ook wel hoe ze moesten vinden, bijvoorbeeld.

En er waren natuurlijk ook nogal andere dingen,

want hij heeft veel gepubliceerd tijdens de eerste wereldoorlog,

en dat kon alleen maar in tijdschriften die ofwel werden gedoogd

door de bezetter ofwel wel gefinancierd door de bezetter.

En op de achtergrond, maar dat wist men niet,

is hij ook wel betrokken geweest bij een plan

om een soort van Vlaamse politiemacht op te zetten?

Zou daar tweede in bevel geworden zijn bij die Vlaamse rijkzwacht,

die eigenlijk een soort represieapparaat

van de collaboratieorganisatie zou zijn.

En men wist dat niet.

Maar natuurlijk, er was altijd misschien wel de angst van,

ja, misschien komt het toch uit,

maar het feit alleen al dat hij publiceerde in de gesensureerde persen,

dus door de Duitsers gecontroleerde pers was een manier van collaboratie.

En daarvoor is hij ook een vrouwdeeltje.

Daar is hij later inderdaad ook nog voor gevoordeld, ja.

Maar het had er ook mee te maken met het feit dat zijn nieuwe vriendin,

Emma Klimman, blijkbaar nogal actief was in het nachtleven,

waar het raar ook veel Duitse officieren actief waren,

en dat ze dan besloten om naar Berlijn te gaan,

waar ligt ook met die idee, dan konden ze samen wonen,

wat in antwerpen, voor de burgerlijke antwerpen, klein...

Ongehuwd.

Ongehuwd samenwonen, niet zoals dat spreek het was.

Ja.

Dus, we trokken ze naar Berlijn, en dat was voor Van Oostein desto aantrekkelijker,

want dat was het centrum van de expressionistische vernieuwing,

om dat moment.

Ja, hij gaat naar Berlijn met een verwachting.

Als ik daar aankom, dan stap ik de eerste en beste boekwinkel binnen,

en dan koop ik daar tien bundels,

waarin ik de volgende stap in de poëzie ga ontdekken.

En dat is niet zo.

Hij komt in Berlijn aan, heeft net het signaal achtergelaten in antwerpen,

en dat is ook een krapenweek voordat de revolutie uitbreekt.

Dus hij zit daar in een context die sowieso een vernieuwing uitademt,

en meer dan uitademt, daar wordt gevochten op straat,

er wordt geschoten, en op een gegeven moment als we een paar maanden verder zijn,

dan is dat heel erg dicht bij zijn huis.

Maar hij loopt daar een aantal boekwinkels binnen,

en wat ziet-ie daar?

Ja, toch weer dat oude humanitaire expressionisme.

En dat is zo mooi aan iemand als Van Ostaay,

die heeft dus zo'n ongelooflijke drang om de dingen te vernieuwen,

dat als die vernieuwing uitblijft, dat hij totale van onder de indruk is.

Maar dan begint eigenlijk het genie van Van Ostaay te spelen,

want als die vernieuwing niet op de raap is van de straat,

dan moet hij er zelf gaan uitvinden.

Zijn dat dan de gedichten in bezette stad zijn vierte gedichtpundel?

Uiteindelijk wel, maar er zit nog iets tussen,

want de gedichten die hij eerst schrijven,

dat zijn gedichten waar hij echt op zoek gaat

naar een hele nieuwe manier van poëzie schrijven,

en die zullen uiteindelijk worden samengebracht in de bundel,

de feesten van angst en pijn.

Maar die twee bundels komen eigenlijk zo'n beetje tegelijkertijd tot stand.

En Van Ostaay schrijft niet meteen over de omgevingen.

Dat gebeurt er niet zo om hem heen,

want het is al heel snel als hij in Belheijn aankomt, is het revolutie.

Maar als je die poëzie leest, die gedichten leest,

waarvan er één van die gedichten is ook geschreven op de dag

waarop die revolutie is uitgebroken,

die gaan niet over die revolutie, die gaan wel over moord in dat geval.

Het gaat er niet zo heel erg fijn aan toe in de wereld die hij beschrijft,

maar Van Ostaay probeert heel erg duidelijk

om de wereld op een andere manier in kaart te brengen.

Het is niet meer die poëzie die zegt, dames en heren,

wij gaan nu met z'n allen naar een nieuwe wereld toe,

maar het is een poëzie die veel meer een sfeer probeert op te hopen.

In die sfeer, dat is dan het Europa van na de eerste wereldoorlog,

of het Europa tijdens het aflopen van de eerste wereldoorlog.

En dat Europa, dat ligt helemaal op zijn kop,

en later ook zie je dat Van Ostaay heel goed ook oog heeft

voor wat er in Belheijn aan het gebeuren is,

van mensen die zijn hun trauma aan het wegdansen.

Heel Belheijn staat in de loop van 1919 op de dansvloer.

En dan krijg je allemaal gedichten in wat dan uiteindelijk de feesten van Aang Stampijn

wat die dans in de titel hebben, bijvoorbeeld barbaarse dans.

Het wonder, mijn lach niet te begrijpen.

Ik ben zo heel alleen in dans en niet eenzaam.

Een eiland ben ik.

Daarop was het een boom.

En die ben ik ook.

Alles is warm en fris rond mij.

Omdat ik naakt ben warm en fris.

Deze dolk is fris en dan weer warm.

Of is mijn lijf warm en dan weer fris.

Ik lief de lieve dolk, want hij glinstert mijn tanden of sterker.

Het is wonderlijk hoe elk wonder zo dicht is bij ons.

Schelpen zijn wonderlijk, wonderen zijn schelpen te rapen.

Ik steek de dolk tussen mijn borsten in mijn lijf.

Dat is geen wonder en toch nu sterf ik.

Omdat mijn dans sterft.

Vergis ik mij niet bij dit laatste doen.

Traag mij weg, zo lang mijn lijf warm is.

Het is een wereld die inderdaad feest.

Maar die feesten zijn letterlijk door drongen van angst en pijn.

Je ziet hem vooral zoeken en het zit zo wel vormelijk als inhoudelijk.

Dat is ook wat zeker feest van angst en pijn zo pijnlijk maakt.

Dat je daar duidelijk iemand ziet worsten.

Wat er ook bij komt, er had in die periode.

Ook voortdurend, zenuw-insinkingen, crisis, twijfelzaam van alles.

De remtema van het dwingt en voortdurend om te experimenteren.

En te zoeken naar vorm en inhoudelijk.

Hij voelt zich niet altijd lekker.

Maar tegelijkertijd is hij bezig poëzie uit te vinden,

die nog niet bestond daarvoor.

Niet alleen poëzie, het is ook een moment waarin hij pro's heeft geschrijven.

Die grotesken, de logica van de wereld,

tot in het meest absurde doodtrekken.

Dat is ook zijn ervaring van de wereld.

Dat de logica te maken heeft met dat ingestorte Europa,

waarin alleen hypocrisie nog bestaat.

En waarin voor wat hij wil, nog geen plaats is en waar hij een plaats voor zoekt.

Is dat ook het moment waarop hij visueel ook begint te spelen met zijn gedichten?

Inderdaad, dat gebeurt rond de zomer van 1920.

Er zijn er een paar gedichten die in de feest van angst en pijn terechtkomen.

Met name vers 5 en vers 6, als je versen gaat nummeren,

begint hij op wat grotere beladen te schrijven met veel ruimte er tussen.

Hij begint te zien dat als ik de regels naar beneden laat lopen,

als je het voorleest, ga je misschien wel mee daarin.

Dan ga je doon naar beneden en aan de zon, als het omhoog gaat, gaat het omhoog.

Hij begint ook in te zien dat als je veel ruimte laat tussen een paar woorden,

dan verandert het ritme.

Dan laat je als vanzelf een pauze.

Hij begint duidelijk te spelen met alle tekstvormen

die je in de dagelijks leven ook zou kunnen tegenkomen.

Dat doet hij met geschreven teksten, maar ook met gesproken teksten.

Soms komt er een vlacht van een liedje voorbij.

Daar begint hij in de zomer van 1920 ook visueel mee te spelen.

Als je op ritmisch niveau gaat, trekt er echt niks meer aan

van hoeveel ledgerber er in een regel zouden moeten zitten.

Dat bepaalt hij helemaal zelf.

Pure vreed.

Ook kleur gaat aan een rotspeler.

Het wekken van suggesties voor te lezen voor het aanvoelen van die tekst.

Wat je dan ook ziet, niet alleen in Veestelangst en Pijn,

maar ook in Bezette stad.

Ja, en Bezette stad, daarin kennen we natuurlijk wel vooral het gedicht

Boom, paukeslag.

Wat zelfs eigenlijk maar één paarina is van een...

Ja, maar dat is een tijdelijk dubbel belangrijk.

Dat is de beroemde paarina uit de Nederlandse poesie zo'n beetje.

Die hele grote boom, die gevolgd wordt door een iets kleiner,

maar toch ook nog steeds hele grote paukeslag.

Boom, paukeslag.

Daar ligt alles.

Pat.

Ooh.

Weer, razen, violen, shillie, bassen, koperen, triangeltrommels, pauken.

Razerrennen, razerrennen, razerrennen, stop.

Drama in volle slag.

Hoeren, slangen werpen zich op eerlijke mannen.

Het gezin wankelt.

De fabriek wankelt, de eeuw wankelt, lichter, alle begrippen vallen. Halt!

Het is zo'n icodisch beeld geworden, maar als je dan dat hele gedicht gaat lezen,

eigenlijk zitten we weer in de eerste wereldoorlog.

Van Osthaeë is in Berlijn nog steeds op zoek naar een manier om zijn wereldvorm te geven.

Dat is in diezelfde zomer van 1920.

Bedenkt hij ineens van, ahja, maar zo moet ik het doen, namelijk.

De wereld is kapot, dus wat moet mijn poëzie zijn? Kapot.

Dat is de enige manier om deze wereld weer te geven.

Dus dat is wat hij doet met die poëzie. Die hele grote letters en die geïsoleerde woorden

bijna uit ontbreken van elke vorm van grammatica.

Het is allemaal uit elkaar gespatten.

In de tertegelijkheid merk je ook, zeker in bezet de stad,

het zoomen van stemmen, liedjes of krantenkoppen of reclame.

Dat wordt er allemaal in geciteerd.

Eigenlijk is dat heel postmodernistisch, eigenlijk dat dat citeren voortdurt.

En het wordt allemaal geïntegreed en dat het deel uitmaakt van de wereld,

die hij heeft aangetroffen.

Wat ik daar eigenlijk wel ingenieus aan vind,

dat het onderwerp is, de eerste wereldoorlog.

Met de gelijkertijd zie je daar ook in,

dat het wereld na de eerste wereldoorlog is.

Moord op Carl Lipknecht, een socialiste leider,

is daar een mooi voorbeeld van.

En de integratie van die twee tond ook een vorm van leerproces.

Hij herdenkt zijn oorlog,

wat dan zij reconstruert in dit soort poëzie.

En de gelijkertijd is het ook heel erg ingebed

in de tijd die hij beleefd van na de oorlog, van 18 tot 21.

Als je naar Boem Paukeslag zelf gaat kijken,

dat is eigenlijk precies dat wat er gebeurt.

Hij beschrijft weer een avond in de music hall.

Hij gaat eigenlijk terug naar het aller eerste begin van zijn literaire carrière.

Er wordt een film getoond.

Dat gebeurt ook in die music hall.

Er wordt live muziek bijgemaakt, dus er zit een orkestje.

En hij beschrijft die film,

en die film is niet veel waard.

Hij had veel liever een andere film gezien.

En hij begint zich een beetje te concentreren op de muziek die daarbij is.

Hij is heel erg voorspelbaar, kijk maar.

Als het over liefde gaat, dan horen we een fragment uit dit stuk.

En als het over ruzie gaat, dan horen we een fragment uit dat stuk.

En uiteindelijk komen dan bij de apotheose van de film.

Dat is natuurlijk ook de apotheose van de muziek.

Hij gaat het dirigenten op haar hoog op zijn stoel staan.

En dan klimmen de bassen en de celli omhoog.

En wat gebeurt er dan?

Bouwkeslag.

Maar op het moment dat die boombouwkeslag klinkt,

is het niet meer alleen de muziek.

Dan zit er iedereen eigenlijk weer terug

op het moment dat Antwerpen wordt gebombardeerd.

Dus die oorlog is altijd aanwezig.

En dat is wat door die hele bundel heen zit.

De wereld wordt beschreven.

Antwerpen wordt tijdens de eerste wereldoorlog beschreven.

Maar zoals Mark zegt, ook de wereld daarna wordt beschreven.

En wat is er met die wereld aan de hand?

Die is nog steeds door drongen en door trokken van alles wat

die oorlog kapot heeft gemaakt.

En wat kan dan alleen maar de conclusie zijn,

volgens Van Oostij,

dat we daar met ons allemaal mee op gaan houden.

En we moeten een punt zetten achter dat hele systeem.

En we moeten opnieuw beginnen.

En dat is het moment waarop hij verlangt letterlijk

en heel concreet, verlangt naar een revolutie.

En die revolutie heeft hij meegemaakt.

Dat zit ook in diezelfde bundel.

In het afsluitende gedicht de aftort.

Zetten we heel even in de revolutie in Berlijn.

En dan komen we, Carl Liepknecht en Rosa Luxemburg ook,

om de hoek te zetten, de mensen die uiteindelijk vermoord worden

in die revolutie.

En daarmee laat Van Oostij zien,

we hadden de kans, maar die revolutie is in de knop gebroken.

Deze twee mensen zijn vermoord.

En daarmee is eigenlijk de kans die we op dit moment hadden,

verkeken.

Waarom?

Waarom?

Waarom?

Ligt nou niet te klassen.

Het leven.

Ach.

Ach.

Alles is zonder zin.

Nu.

Kattendrek.

Leven de gecrepeerden.

Vieve Max.

Misschien wordt eens

de nood zo groot.

Alledijken.

Preeken.

Dat zijn de laatste woorden van bezette stad.

Dus misschien wordt het ooit nog erger dan het nu al is geweest.

Misschien maken we nog iets mee

dat is veel erger dan de eerste wereld oorlog.

En dan zal de mensheid zeggen

tot hier en niet verder.

Er is ook een persoonlijke tragiek aan.

De aftort is ook zijn eigen aftort

uit Berlijn, terug naar Antwerpen.

Zijn liefkwijd.

Niet echt gelukt als dichter.

Financiel niet gelukt.

Zeker dit wat zijn ouders zouden hebben gewenst.

En ja, dan moet hij zich overgeven

en zich van ja, ik zal maar

zowel de gevangenis traf trotseren

als de legerdienst die hem nog wacht.

Maar hij ziet geen uitkomst meer.

Dus een periode is afgesloten.

En ook dat is die aftort.

Ja, en ook zijn eigen aftort nadert

want op 32-jarige leeftijd,

heel jong dus, sterft hij aan tuberculozen.

En na zijn dood verschijnt er nog een bundel.

Nagellate gedichten.

Die nagellate gedicht of wat wij nagellate gedicht noemen

is een veelzeerige of heteroclite verzameling

van gedichten in allerlei vormen.

Zoals Alpe Jagesliet over Hendricks en Wendricks,

die bergopper gaan flopen, maar groetsmorgens de dingen.

Meelope.

Dat zijn allemaal heel bekend geworden gedichten.

Wat mij ook wel trof is dat

in die nagellate gedicht is,

over een periode van enkele jaren uitspreidend,

gewoon wat hij heeft geschreven, eventueel gepubliceerd,

is dat je ook daar een verschuiving in ziet,

helemaal na het einde van zijn dood,

heb je gedichten als witte hoefen achter de zoom.

En je ziet daar toch een verschuiving

en misschien ook een urgentie

die meer in die gedichten zit waar niet te spelen

en het experimenteren,

de hoofdtoont zet maar hier is toch iets ernstiger aan de hand.

Nog één vraag. De dechter die de wereld wilde veranderen,

dat titel, heeft hij dat ook effectief gedaan

op een bepaalde manier?

Mijn wereld wel.

En volgens mij ook de wereld

die wat in bredere cirkels om mij heen ligt ook wel.

Maar zijn eigen wereld is natuurlijk

veel te veel dezelfde gebleven.

Dus als je het in zijn biografie bekijkt,

dan is het uiteindelijk een tragisch verhaal.

Maar wat hij in dat korte leven allemaal heeft gedaan,

dat is wel echt ongelofelijk gewoon.

En wat ik altijd als ik de kans krijg om dat te zeggen,

ook internationaal, heel erg bijzonder.

Hij heeft een blevende impact wel.

Ja, en ook iemand die zo scherp keek

naar wat er in de wereld aan de hand was

en wat daar dan de artistieke vertaling van zou kunnen zijn

dat hij een aantal dingen heeft gemaakt

die niet in Italië zijn gebeurd

en niet in Frankrijk en niet in Duitsland.

Maar dat is niet iets wat meteen in het lemma

poven ons staat in de anticlopidie staat

en dat mag eigenlijk wel.

Maar teres mag ik jou iets voorleggen.

Ja, en schandelijke omissie zou ik zeggen.

Waarom die daarin had moeten staan,

dat is omdat hoe wij naar de wereld kijken,

is in gang gezet aan het begin van de 20e eeuw

en is in gang gezet door mensen die het hebben aangedurfd

om radicaal anders te denken.

En degene die dat op de meest avontuurlijke

en uiteindelijk de manier heeft gedaan met de meeste impact,

dat is poven ons daarin geweest.

En dat is ook wel wat hij in de wereld begon.

De manier heeft gedaan met de meeste impact,

dat is poven ons daarin geweest.

En wat wij heel erg vanzelfsprekend vinden nu,

dat het hele idee vernieuwing is heel erg vanzelfsprekend,

het hele idee persoonlijke vrijheid is heel erg vanzelfsprekend,

een bepaald engagement in de kunst,

dat zit allemaal bij van ons daarin

en heeft daar ook echt een duw gekregen

die discussies in een bepalende richting hebben geduurd.

Nou, want het merkwaardige is

dat, laat ons zeggen, van ons daarin pas mainstream

is geworden na de Tweede Wereldoorlog,

na dat experimentele poëzie in de jaren 50 hem heeft ontdekt.

En dan denk ik dat het een verdienste is

als je als dichter die nu bijna een eeuw dood is

een heel rare poëzie heeft geschreven

dat je vandaag nog ook jonge mensen kunt agageren

voor die poëzie, waarom,

omdat ze daar dingen in herkennen,

dat het hen aanspreekt,

zowel poëtisch als filosofisch, als maatschappelijk,

soms ook in de twijfel, soms ook in het tragiek,

soms ook in het plezier en het spel, in de klank

en eigenlijk is dat wel een geweldige prestatie.

Ja, hij heeft dus toch de wereld een beetje veranderd.

Goed, dank jullie wel, Mark en Matthijs.

En ik heb hier nog een extra cultuurtip voor jou, Radar.

Deze week komt van...

Sophie Steenhout, podcastredacteur.

Wat is jouw tip?

Het tweede seizoen van de musical-serie Schmikkedoen.

En waarom?

Schmikkedoen is een droom voor musical-fans,

want het is bomvol referenties aan bestaande musicals.

Maar het neemt zich zelf nooit te serieus.

De hoofdrolspeler zijn Sicily Strong en Kiegel Michael Kie,

bekend van de sketch-show Saturday Night Live.

Zij blanden in het vorige seizoen op zoek een relatie te redden

in een heel happy traditionele wereld,

dat eigenlijk een mix is van verschillende musicals uit de jaren 40 en 50.

Dit seizoen zitten ze opnieuw in de problemen

en gaan ze terug op zoek naar die wereld die hen heeft geholpen.

Maar in plaats van de happy wereld van Schmikkedoen

landen ze in Schmikkego.

Dat refereert naar de musicals van de jaren 60, 70,

zoals Chicago en Cabaret.

Donkerder, ook seksier,

maar nog altijd wel een verhaal met voldoende jazzhands voor de liefhebbers.

Schmikkedoen, seizoen 2, te zien op Apple TV.

Bedankt voor jouw bijdrage.

Vinds me de tip, tip.

Radar. Radar. Radar.

Zo, dat was Radar, de wekelijkse cultuurpodcast van de standaard.

Alle credits vind je op standaard.be, Schijne Streep podcast.

Bedankt voor het luisteren en tot volgende week.

Machine-generated transcript that may contain inaccuracies.

‘Boem Paukeslag’ is vaste kost voor middelbare scholieren en wie de Graslei in Gent bezoekt, kan niet naast het gedicht ‘Melopee’ kijken op de oeverwand. Hoewel de Antwerpse dichter Paul van Ostaijen al meer dan 100 jaar dood is, blijven zijn gedichten innovatief. Hoe komt dat? Biograaf Matthijs De Ridder pende 900 pagina’s neer over ‘de dichter die de wereld wilde veranderen’. Hij vertelt ons samen met Marc Reynebeau of hij daarin slaagde. En dichter Maud Vanhauwaert brengt de poëzie van haar stadsgenoot tot leven.

See omnystudio.com/listener for privacy information.