De Kunst van het Verdwijnen: 8. Tegen het vergeten

VRT MAX VRT MAX 10/25/22 - Episode Page - 36m - PDF Transcript

We staan voor de laatste keer op de hoek van de Nerviersstraat en de Lamourinièresstraat.

De banale straatwoek, waarbij telkens nog weerkeer.

Die lang geleden, heel lang geleden, nog in de straatwoek was.

Dat was hier een moerasig gebied, daar regelmatig over stroomde Merit en heel veel vogels.

De karkiet, de baardman, de turenleur.

En daar in de verte, je kunt het nu nog niet zien, door al daar iets, verrijst er een nederzetting.

Die stilaan uitgroeit tot een stad.

En om de bewoners van die stad te voeden, worden die moerasen hier het roog gelegd

en in de plaats komen hier akkers met velden en graan en dus nieuwe vogels.

De gerasmus, de houttuig.

En dan op een dag wordt er daar een nieuwe spoor weggelegd.

En rond die spoorlijn ontstaat een nieuwe wijk.

En dus zijn er nieuwe vogels.

De stadsmus, de merole, de duif.

En dan op een dag brekt er een oorlog uit.

En een oorlog zorgt ervoor dat de mensen honger hebben

en elke vogel die ze kunnen pakken opeeten.

En het wordt stil in de straten van de zevende wijk.

En in die stilte wandelt er een jongenske van vier heel alleen voorbij.

Hij kijkt niet om.

Hij wandelt weg van de geschiedenis.

En hij weet niks.

Helemaal niks.

Mijn naam is Bart van Uvla.

En dit is de kunst van het verdwijnen.

Een podcast van Mart Attentatief en Lukas de Rijken

in co-productie met VRT Max.

De muziek is van Tom Pintes.

Aflevering 8 tegen het vergeten.

Alles veranderd.

Alles is verbonden.

Alles is voor altijd.

In 1991 is Fred J. Kader 52 jaar.

Hij is een gerenommeerd kinderdoctor.

Hij heeft een vrouw en drie kinderen.

En een wat vreemd accent.

Dat valt ook Tom Jager op.

Een nieuwe dokter in het ziekenhuis waar Fred werkt.

Tom Jager, die tijdens de oorlog ook als joodskind

ondergedoken leefden in België, begrijpt meteen wat dat betekent.

Fred weet nog steeds niet wat er in die oorlogsjaren is gebeurd.

Hij leeft al 50 jaar met een verdwenen verleden.

Maar Tom Jager reageert opgewonden.

Hij heeft nieuws.

En eerst stribbelt Fred tegen.

Hij wil helemaal niet naar de eerste bijeenkomst van overlevende kinderen in New York.

Fred heeft al verschillende pogingen gedaan om zijn geschiedenis te achterhalen.

Zonder resultaat.

En hij is bang om opnieuw teleurgesteld te worden.

Hij is bang om opnieuw niets te vinden, opnieuw niets te weten.

Maar Tom Jager drinkt aan.

En als ook zijn vrouwen en kinderen zich in de strijd werpen, zwicht Fred.

In september 1991 vertrekt Fred in het gezelschap van zijn collega Tom, zijn vrouw Sarah en zijn dochter Aileen naar de bijeenkomst in New York.

De oorlog is al 45 jaar gedaan.

En nu komen de kinderen die in de oorlog ondergedoken leefden voor het eerst samen.

Ik kon eerst maar niet begrijpen waarom dat zolang heeft geduurd.

Maar archivaar is door in stijven van de caserne dossin, legt het me uit.

Eerst die traumatische scheiding van een ouder.

En dan het feit dat tegen een gezicht wordt van ja, wat heb je nu meegemaakt?

Je hebt ondergedoken zitten, wij hebben in de kampen gezeten.

Die grataties van leiden, dan zie je daar ook heel erg in terug.

Dat is het schuldgevoel van het wel overleefd hebben aan hun broers en hun zussen niet.

Dat is een opeenstapeling van oorzaken waarom dat zolang geduurd heeft voor

dat ze echt zijn beginnen te spreken.

En nu nog zijn er veel die niet durven of kunnen spreken.

Het zorgt ervoor dat het leid van alle ondergedoken kinderen lang onzichtbaar is gebleven.

Ja, want die eerste samenkomst is meer dan 40 jaar na de oorlog.

Het is pas daar eigenlijk dat ze elkaar zien en spreken,

dat ze beseffen van oké, we hebben gelijkardige ervaringen

en wat wij hebben meegemaakt is ook een verhaal dat vertaald moet worden.

Dat is ook een aspect van de oorlog.

September 1991, New York Times Square Hotel.

In de lobby hebben de organisatoren een grote bord op gangen

waarop de aanwezigen hun naam moeten schrijven.

Om in contact te komen met anderen, om te leren en te weten.

Fred wacht twee lange dagen.

En hij wordt steeds stiller, want er komt niemand.

En op de laatste avond van de conferentie zegt zijn dochter

Fred knikt en staat op.

Hij zoekt de organisatoren van The Gathering

en vraagt of er iemand aanwezig is die meer weet over weeshuizen in België.

Sylvain Brachveld leeft een alstiener ondergedoken in België.

Na de oorlog verhuist hij naar Israël, werd schrijver

en onderzocht het lot van de Belgische ondergedoken kinderen.

Fred loopt door de lobby, zoekt Sylvain Brachveld

en vindt Sylvain Brachveld.

Fred vertelt hem dat hij in een Belgisch weeshuis zat.

Sylvain Brachveld kan het banaan niet geloven.

Zou het?

Sylvain Brachveld begint te beven.

Sylvain Brachveld begint te beven.

Sylvain kent Fred, schreef over Fred, zocht Fred en vindt Fred.

In het boek de Sylvainschreef staat een foto van een klein blond jongetje met drommige ogen.

En Fred ziet zichzelf, voor het eerst in vijftig jaar.

En op een verbijsterende paar minuten leert Fred

hoe dat jongetje voor een tweede keer de trein naar Auschwitz miste.

Nadat hij op 11 september 1942 aan het centrale station van zijn mama wegstapte,

wordt Fred in de zevende wijk opgemerkt door een nom.

Zij brengt hem naar Goed Engels, een weeshuis enkel stratenverder.

Maar dat blijkt al snel geen veilige plaats.

Enkel dagen later vallen de nazis het weeshuis binnen

en pakken ze alle jootse kinderen op die ouder zijn dan vijf.

Fred, die nog steeds vier jaar is, wordt zo gespaard.

Nog even, want op 30 oktober komen ze terug.

En nu worden ook de kleinste kinderen weggevoerd.

Zo belandt de kleine Fred samen met vijf andere kinderen,

sommige van hen nog puters, in een hoekje van de Dossijn-Kaserne.

Hij is een tweede keer ten dode opgeschreven.

En nu moet je even schoen opletten,

want de gebeurtenissen van de nacht van 30 op 31 oktober 1942

beoutelen zo woest over elkaar heen dat alles stelt.

Dat iedereen telt.

Een kleine ode aan de helden die Fred J. Keder een tweedemaal het leven redde,

waaronder een jongen van 10 jaar oud.

Die 10-jarige jongen, Marcel Shoinacchi,

maakt deel uit van een grotere groep jootse kinderen

uit het weeshuis van Bezenbeek,

die op dezelfde dag als Fred naar de Kaserne-Dossijn zijn gevoerd.

De directrice van dat weeshuis, Marie Albert Bloem,

kan in het tumult van de arrestatie een poetsvrouw

nog snel een telefoonnummer in de hand duwen.

Zij verwittigt het joodsbellig is verzet.

En zo start een reis tegen de klok om de joodse wezen van Bezenbeek te redden.

Dat men daar uiteindelijk inslaagt,

heeft alles te maken met de vertraging van het transport

dat hen naar Auschwitz moet voeren.

Die trein vertrekt op 30 oktober uit Noord-Frankrijk,

met aan boord de joodse dwangarbeiders die werkten aan de Atlantique Waal,

waaronder dus de papa van Fred en zijn donkool.

Onderweg breekt er een opstand uit,

waar ons worden opengebroken

en een aantal dwangarbeiders, waaronder zijn donkool,

springen in het midden van de nacht uit de reidende trein.

De trein stopt,

de Duitse bewakers schieten op alles wat beweegt

en zetten de achtervolging in.

Het gevolg, het transport, loopt vertraging op.

Dat geeft het verzet de tijd die nodig is

om de kinderen van Bezenbeek te redden.

Het is vandaag nog altijd niet helemaal duidelijk

hoe dat exact in z'n werk ging.

Werden de bewakers van de doceincazernen omgekocht?

Was het een verborgen daad van verzet van die Duitse bewakers?

Of was het toch de invloed van koningin Elisabeth Zelf?

Feit is dat de directrice, Marie-Albert Bloem,

er in het holst van de nacht in slag

de toestemming te krijgen

om met haar 58 joodse weeskinderen

de doceincazerne weer te verlaten.

En dan treedt de tienjarige Marcel naar voren.

Hij zag Fred en de vijf antwerpse wezen

en nam die onder zijn hoeden.

Voegd hij nu ongezien bij de groep Wezenbeekse Kinderen.

En zo ontsnapt de kleine Fred

een tweede keer aan het transport naar Auschwitz.

Hij zal niet op de trein stappen waarop zijn vader zit.

Hij zal opnieuw niet sterven.

Ik was op de andere kant van de woon

en ik was geïnteresseerd bij de Wezenbeekse Kinderen

terwijl mijn vader naar zijn vader gaat.

Fred leert dit alles op een paar minuten tijd.

Hij staat te trillen op zijn benen.

De gesprekken in de hotel lobby vallen stil.

En alle aanwezigen voelen waarom het goed is

dat ze hier samen zijn.

Eindelijk, na al die jaren.

Fred krijgt het laatste exemplaren van het boek van Sylvain Brachveld.

En zo komt enkele minuten later al

een tweede, levensbepalende ontmoeting tot stand.

Een man ziet het boek en vraagt.

En de man wordt lijkbleek.

En nu is het de beurt aan Fred om wietweg te trekken.

Die man, dat is Marcel.

De jongen die hem redden.

De kluis waarin zijn herinneringen opgesloten zaten

zwaait nu open.

En de Vlardijn herinneringen worden een verhaal.

De nachtelijke rit met de vrachtwagen.

Het verschrikkelijke onweer.

Het huilen op de schoot van Marcel

terwijl ze naar het weeshuis in Wezenbeek rijden.

De rest van de avond blijven Fred en Marcel praten.

En daaruit groeit een diepe vriendschap

die de rest van hun leven zal duren.

Fred gelooft nu dat het geen toeval was

dat hij de oorlog overleefde.

Dat het een reden had.

En hij weet nu wat te doen.

Hij gaat op zoek naar de geschiedenis.

Zijn geschiedenis.

En wat daarmee te doen.

Alles verandert.

Na de oorlog komt Fred in Canada terecht.

En de Joodse buurt waar hij in Antwerpen woonde

verandert totaal.

Van de bena 14.000 Antwerpsjoden

die zijn weggevoerd naar Auschwitz

keren er na de oorlog 1.422 terug.

In de wijk komen zich nieuwe mensen vestigen.

Vooral orthodoxen vromen joden uit Polen.

En waarom komen die opnieuw opgejagd door antisemitisme?

Want het is onwaarschijnlijk.

In Polen zal in 1946 opnieuw

een echte pogrom op joden zijn.

Waarbij joden in een dorp massaal worden samengedreven

in een gebouw dat in brand wordt gestoken

en waarbij er honderden joden op komen.

Dus het antisemitisme blijft in Polen.

En dus je krijgt dus uitwijking

en dan komen die onder meer naar Antwerpen.

En eigenlijk krijg je een breuk

voor een heel deel tussen de Joodse gemeenschappen

voor de oorlog en na de oorlog.

Ik had het me nooit gerealiseerd.

Maar de schijnbaar, evenoude,

ultra-orthodoxe gemeenschap

die ik op mijn zoektocht leerde kennen

is in Antwerpen een recent gegeven.

Die nieuwe Joodse gemeenschap

zal al snel opnieuw

een belangrijke rol spelen in de diamant.

Ook omdat natuurlijk de Belgische overheid

het heropnemen van de diamantnijverheid

een grote prioriteit gaat maken

voor de economische heropleving.

In de jaren 60 en 70

herstelt het land wonderbaarlijk van de oorlog.

Begin jaren tachtig treft een granade

en groep kinderen.

De eerste Taoistische aanval

noem het bijna in heel West-Europa.

En daarop komen er betonblokken,

schmira en de eerste kameras.

In de jaren 90 komen in de zevende wijk

op nieuwe, nieuwe mensen aan.

Polen, Bulgaren, Georgiërs.

Als ze in Georgië op bergeroller bestond,

zijn heel veel mensen gevlucht uit Georgië

en zijn massaal naar Europa afgeruist.

Ondertussen boemt de diamanthandel

als nooit te voren.

Dat ging hier naar een moog.

Groeie, groeie, groeie.

Maar die groei blijft niet duren.

Deerbisseling is dat begin en zakken eigenlijk?

Het is veranderd.

De industrie is totaal veranderd.

En er komen steeds nieuwe mensen.

Van overal in de wereld.

Pakistanen, Afganen, Tibetanen.

In een Joodse wijk die door ontelbaar

veel kameras wordt bewaakt.

Het is gevolueerd dat het ongelooflijk is.

En zo belanden we stille kezaan in het nu.

In een stad vol couriers.

En die hebben een computersysteem

dat uitrekenend welk de optimale route is.

In een wereld gedreven door optimalisatie.

Winsd je er even en winsd je domineert.

Ja, en ten koste van wie en wat gaat dat allemaal?

Dat is alle dagen draaien en draaien en draaien en draaien.

En twee leveranciers van wasmachine draaien niet meer mee.

Die dromen van een ander leven en worden tunnelrovers.

De avond valt over de Kalmthoudse hei.

Ik wil met Michels Leeks nog één ding bespreken.

Overklart jij de plotse transformatie van Gio en Koba

van wasmachine leveranciers naar tunnelrovers?

Dat is geen transformatie, legt Michels mij uit.

Je moet eigenlijk verstoppen tussen de schapen, zeg ik altijd.

In de zin van dat je niet wilt opvallen,

doet jij gewoon een job, een 9-to-5-job.

Misschien ik morgen crimineel ben,

maar ik heb geen beroepscrimineel,

dan gaan ze wel vragen stellen.

Zeg van, waar leefde jij elke dag?

Dat jij gewoon zegt, ik ga gewoon werken.

En dan schachtref voor het opgepakken,

maar als ik kan werken, of ik heb gekend job

en ik denk ik een correcte mens en een eerlijke mens.

Michels gelooft niet

dat Koba en Gio slechts zijdelings

bij de tunnelroof betrokken waren.

Maar het is toch opvallen dat zij gepakt zijn,

en de rest van de binden is verdwenen.

Kan het je op een manier als slachtoffer zien,

zo Koba en Gio, of is dat te empathisch?

Nee, dat is te empathisch.

Die zijn zeker geen slachtoffer.

Dat is empathisch, een brug te ver,

vind ik eigenlijk, of een paar brug te ver.

Natuurlijk, ik ben wel overtuigd, dat is iets anders.

Eens dat je gewoon gageert voor het plan,

gaat je niet meer moeten terug uitreken.

Dan gaan ze niet zeggen,

als je een halverwege gewetens bezwaar krijgt,

dat pak ik niet.

Michels heeft doorheen zijn jaren als peurder geleerd

om niet te snel te oordelen.

Het is heel gemakkelijk om zwart-witte te denken.

Dat is ook heel simpel.

Jij bent een slechter rik, ik ben een goede rik.

Jij pleeg de crimineel feit, ik pak je op.

Dat is helemaal heel tof.

En je wereld werkt, he.

Maar voor mij is er veel meer vloer.

Veel meer vloer artistiek.

Vooral delijk, het is wel een lijn, die ik niet overga.

Maar iedereen doet wel dingen om bepaalde redenen.

Bepaalde mensen worden in de criminaliteit ingeleid.

Bijvoorbeeld je vader en zo'n.

Misschien wil die je zo'n helemaal niet.

Heeler worden.

Maar ja, het zit nu helemaal in de familie.

Het is de way of life.

Maar erom zijn er nog geen slechte mensen.

Die hebben ook een gezin.

Die hebben ook kinderen die ze graag zien.

Die plegen gewoon feit dat het hun way of life is.

Dat pak ik niet goed voor alle duidelijkheid.

Maar het zijn ook maar mensen.

Het zijn ook maar mensen.

Gelijk ik en iedereen.

Die stomme dingen doen.

En ook goede dingen waarschijnlijk.

Koba en Gio plegden mee een tunnelroof.

Omdat het kon.

Omdat het op hun pad kwam.

Omdat ze genoeg hadden van hun leven als courier.

En dat dien zijn ze gepakt.

En gestraft.

En nu proberen ze een nieuw leven op te bouwen.

Ik heb hun medewerking gevraagd aan dit verhaal.

Maar ze wilden liever niet meedoen.

En dat snap ik helemaal.

Ze hadden er bij licht weinig bij te winnen.

Maar als er ooit een film komt, zei een van hen.

Mag ik hem bellen als adviseur voor het scenario?

Want film is helemaal zijn ding.

En als dit een film zou zijn, dan zitten we nu in de finale.

Want net als we denken alles te weten van de tunnelroof.

Komt Michael Sleeks geheel onverwacht met een laatste twist.

Zoals de wetten van het scenario daarvoor schrijven.

Steekt het eigenlijk dat je de echte daders niet hebt kunnen pakken?

Ja, zelf zou ik nog wel, denk ik als politieman,

nog wel verder hebben willen graven.

Excuse-moi le mot.

Dat willen we doorgraven.

Maar ik denk dat er op het eind van het verhaal

op een gegeven moment ook beslissing is geweest door het gerecht.

Dan moet je als politieman zeggen, oké, we leggen de strijd bij al neer.

Maar volgens mij had er nog wel persoonlijk nog veel meer ingezeten.

Maar natuurlijk had je capaciteit ontdienst teken

in iets misschien chasing a ghost.

Maar ik ben overtuigd dat we nog meer hadden kunnen vinden.

En in welke richting denkt het aan?

Wat zouden jij nog verder onderzoeken?

En dan brengt Michael plots nog een nieuwe speler aan.

Die tot nu onzichtbaar is gebleven.

Iemand die ik soms voelde in mijn schema op de muur,

maar nooit echt vast kreeg.

Iemand die alle losse lijntjes verbindt.

Ik ben sowieso overtuigd

dat de aansturing of het idee is hier ontstaan in Antwerpen.

Er moet iemand zijn geweest die wel toe gaat tot de kluizenzaal,

die bijvoorbeeld zelf een kluisje had,

voorafgaant de feiter.

Want je moet iemand hebben die toch komt meten,

zit op de goede diepte,

zit op de kloptalles,

hoe ziet dat er van pinnen uit?

Je moet dat gezien hebben.

Iemand die kennis had van de rioolering.

Hoe hebben ze geweten dat je perfect veel door de rioolering eraan kunt?

Van de vassoedmarkt.

Waarom hebben ze nu juist die studio gepakt?

Iemand van hier.

Het moet iemand zijn die dat hier kent,

die weet welke bank dat daar is.

Die is een bankgepakt.

De bank waarin dat 80% van de Joodsgemeenschap zit.

En de diamantwijk en dergelijke meer.

De vraag die we al heel lang stellen, is er een voor in Antwerpen?

Een voor is een lokale leider van de voor in Zaconé.

De Russisch-Georgische mafia die achter de tunnelroof zit.

Is er echt een voor in Antwerpen?

Heel lang geleden was het sdn, dat weten we.

Maar die is opgepakt ooit geweest en is verdwenen.

Ik heb een vermoed dat die weg vergiefd van een voor zit.

Antwerpen is te belangrijk een hub.

Antwerpen is te belangrijk voor de healing, maar ook voor de drugs.

Het kan bijna niet anders als iemand ziet die beslissingsbevoegdheid heeft.

En dat gaat dan minstens nog voor zijn.

Maar wie dat is?

Dat is misschien aan de slimme, stille, vrachtwagenchauffeur.

En ineens begrijp ik wat dat betekent.

Zo'n slimme, stille, vrachtwagenchauffeur

die moet helemaal niet gaan lopen.

Die blijft waar hij is.

Het brein achter de tunnelroof is gewoon nog altijd hier.

In Antwerpen.

Ik ben hem op een van mijn vele dwaaltochten

in de zevende wijk waarschijnlijk gepasseerd.

Zou ik u dat je inderdaad bij spreken hier op de noek vindt

van het stadspark ergens in een van de mooie appartements gebouwen?

Die stapte gewoon voorbij.

En die knikte.

En ik knikte terug.

En dat maakte cirkel rond.

Want dat weet ik ondertussen wel zeker.

Niet zien wat het lijkt hier in de zevende wijk.

Meer dan twee jaar volgde ik het sporen van de gangster met de rolcoffer.

Kris kras door de wijk, Kris kras door de tijd.

En elke keer opnieuw kwam ik daar terecht waar ik het niet verwacht had.

Die tocht heeft veel van me gevraagd. Misschien zelfs te veel.

Onderweg ben ik verdwaald en wankel geworden.

Maar dat is gelukkig voorbij.

Want onderweg heb ik ook ongelooflijk veel gekregen.

Ik ben zoveel mensen tegengekomen die zomaar hun leven voor me openploiden.

Hun kennisdeelden, hun hartbloodleden.

En onderweg ben ik dus zonder het te weten ook het brein van de tunnelroof tegengekomen.

Want geen enkel verhaal is definitief verteld.

En daarom doe ik vandaag nog een laatste wandeling door de wijk.

Ik doe de weg van Fred.

Ik sta voor de laatste keer aan het centrale station.

Mensen komen aan en vertrekken, reizigers zijn onderweg.

Net als Fred.

Na de gathering in New York heeft Fred een spoor.

En hij begint aan de zoektocht naar zijn verleden.

Hij komt verre familie op het spoor.

Hij komt naar Europa.

Hij ontmoet de directrice van het weeshuis van Wezenbeek.

En hij was heel emotioneel. Hier was hij.

En net voor hij terug naar Oma vertrekt, wordt hij bij de tante van zijn mama gebrecht.

Hij wist niet dat ze nog leefden.

Ook zij was opgepakt bij de Razzia.

Ook zij was bij de groep mensen aan het station.

Ze zei, ik was met jou en je moeder op de trainstation als de Nazis zei.

Zij overleefde de kampen en vertelt Fred wat er toen gebeurde.

Ze vertelt Fred hoe zijn mama rustig tegen hem praten.

In het Yiddish, zodat de Duitsers het niet zouden verstaan.

Ze vertelt hem wat zijn mama toen tegen hem zei.

Ik volg de weg van Fred.

Ik wandel van het stationweg en loop langs de centres.

Verdwaalde kinderen lopen altijd met de wind mee.

Of ze volgen de spoor.

De zon schijnt.

Het is een prachtige dag.

Ik stap door de straten van de zevende wijk en kijk niet om.

Ik sla de nerveursstraat in en passeer het huis waar de tunnelroof werd gepleegd

en de hoek waar de aanslag plaatsfond.

Fred heeft nog een lange weg te gaan.

Er is nog zoveel dat hij niet weet, niet snapt.

Het leven ging op en ik heb nog niet alle antwoorden gehad.

Tot een dag heb ik een telefoonkamer van Mureignier.

Rijnier Heinsmann was een jonge uteur die zich vast beet in de archieven van de gedeporteerde.

Fred zijn zus vluchtte nog voor de oorlog naar familie in Polen.

Die verborgen haar voor de nazis op drie verschillende plaatsen.

Ik wandel de L'Amourinière straten.

En hier ergens moet Fred een engel zijn tegengekomen.

Een engel die hem zag en die hem meenam.

We naderen onze bestemming.

Het kinderweeshuis Goed Engels op de rand van de zevende wijk.

Fred wordt daardoor de non afgezet.

Maar zo leert hij van Rijnier, niet alleen hij werd daar die dag afgezet.

Maar ook zijn iets ouderen broers in Jas en Pol.

En niemand die het wist.

Fred niet, zijn broers niet.

Ik vraag hem voorzichtig of hij zich zijn broers nog herinnert.

Tien dagen later komen de nazis alle kinderen boven de vijf jaar halen.

Ik denk aan mijn eigen jongens.

Toen die negen en zeven waren.

Het is totaal geschift.

Alles is verbonden.

Ik blijf nog waar rond hangen aan het vroegere weeshuis Goed Engels.

Vandaag is het verbouwd tot een zieloos appartementencomplex.

Verschillende dure loften staan te koop.

En in de vroegere binnentuin is een lelijke woonblok neergezet.

En waar ik ook kijk, nergens is hier een bordje, geen teken van herinnering.

Maar door het verhaal van Fred krijgt deze plaats ineens een heel bijzondere betekenis.

De zevende wijk wordt voor de zoveelste keer vloeibaar.

Ik zie Fred die in een camion wordt geduurd.

Ik zie Jackie Groenveld schrikken van de knallen.

Ik zie Koba in de kelder.

Ik zie een trein die traag over de centers dendert.

Ik zie een orthodoxioot met een rolkoffer knikken en instappen.

Ik zie effe eens alles.

En ik begrijp steeds beter dat de lagen van de geschiedenis mekaar niet opvolgen,

maar permanent overlappen.

Hoe gebeurtenissen van heel lang geleden vandaag nog altijd doorwerken.

Of hoe dingen die vandaag gebeuren, ons herinneren aan wat er eerder gebeurde.

Alles is voor altijd.

Het is al laat.

De stem van Fred, kinder aan de overkant van de oceaan, wordt steeds eiler.

En ik voel me intens dankbaar.

En klein tegenover zijn leven.

Dat veel meer is dan een survival verhaal.

Hij vertelt een uur over hoe hij zijn vrouw Sarah ontmoeten en met haar het geluk vond.

Sarah is er het hele gesprek bij.

De volle drie uur en een half.

Zo luistert en is stil.

Ik vraag Fred of hij nog een laatste boodschap heeft voor ons.

Hier, in de stad en het land waar hij is geboren.

In de stad en het land ook, waar zijn jeugd werd verscheurd en zijn geliefde werden weggevoerd.

De holocaust, zegt Fred, is levende geschiedenis.

En als je er niks mee doet, zal de geschiedenis zich herhalen.

Zult je het opnieuw zien gebeuren of het misschien zelf beleven?

We zijn hier op aarde, zegt Fred, om anderen te helpen. Uw kracht en uw talent zal de wereld mooier maken.

Dat is het belang van verhalen vertellen.

Het maakt de geschiedenis weer nu.

En dat is nodig.

Dit was de laatste aflevering van de kunst van het verdwijnen.

Alle kredits en meer achtergrond info op dekunst van het verdwijnen.be.

Machine-generated transcript that may contain inaccuracies.

Het wonderlijk verhaal van hoe Fred op één avond zijn hele geschiedenis terugvindt. De zaak van de tunnelroof beleeft nog een schitterende plottwist. In de Zevende Wijk is plots alles wonderlijk verbonden. En op het einde richt Fred zich rechtstreeks tot jou.